Opstartparameters

<< Click to Display Table of Contents >>

Navigation:  Logicworks CRM >

Opstartparameters

Previous pageReturn to chapter overviewNext page

 

Bij het opstarten van Logicworks CRM kunnen de volgende parameters worden meegegeven bij het opstarten van de applicatie.

 

Parameter

Toelichting

/anonymous

Standaard wordt in het login-venster de Windows gebruikersnaam reeds ingevuld als gebruikersnaam. Wordt deze parameter gebruikt, dan dient de gebruiker zowel zijn gebruikersnaam als bijbehorend wachtwoord in te voeren.

/dbtimeout=###

De database timeout staat standaard ingesteld op 30 seconden. Deze timeout kan worden gewijzigd door ### met het gewenste aantal seconden.

/dbcheck

In sommige gevallen is het onduidelijk waarom Logicworks CRM niet wil starten. Voor deze situaties kan deze parameter worden gebruikt. Hierbij een bestand 'lwcrm-trace.txt' aangemaakt in de opstartmap van Logicworks CRM. In dit tekstbestand wordt het resultaat, inclusief eventuele foutmelding, van de opgebouwde databaseverbindingen weergegeven. Als dit bestand reeds bestaat, dan zullen nieuwe trace-regels achteraan worden toegevoegd.

/database={ID}

Deze parameter kan worden gebruikt om beveiligde administraties op te starten. In het configuratiebestand (lwcrm.ini) van Logicworks CRM kan namelijk een ID worden toegevoegd aan de database-sectie. Alleen databases waarvan de ID overeenkomt met de in de opstartparameter doorgegeven sleutelwaarde ({ID}) worden getoond aan de gebruiker.

Deze optie kan ook worden gebruikt wanneer diverse werkmaatschappijen van dezelfde Logicworks CRM installatie willen gebruikmaken, maar ieder een werkmaatschappij-specifieke database gebruiken. Als een gebruiker meer dan 1 database mag benaderen, dan dienen de database-ID's te worden gescheiden met een komma ( , ).

/traceoutlook

Soms is het niet duidelijk waarom de verbinding met Microsoft Outlook of de Microsoft Exchange Server niet of slechts gedeeltelijk werkt. Als deze opstart-parameter wordt gebruikt, dan zal Logicworks CRM een tracebestand 'lwcrm-trace.txt' aanmaken in de map 'Mijn documenten' van de actieve Windows gebruiker. In dit tekstbestand wordt alle Outlook communicatie vastgelegd, inclusief eventuele foutmeldingen. Als dit bestand reeds bestaat, dan zullen nieuwe trace-regels achteraan worden toegevoegd.

/show:{entiteit},{id}

De opstartparameter /show zorgt ervoor dat Logicworks CRM na het opstarten direct het doorgegeven detailvenster opent. Als aanvullende parameter dient eerst de naam van de entiteit doorgegeven te worden in combinatie met de ID van het gewenste record dat moet worden geopend. Aangezien de interne record ID meestal niet wordt weergegeven en voor gebruikers lastig is om te onthouden, kan als {id} ook gebruik gemaakt worden van een alternatief sleutelveld. Dit moet echter wel een veld van het type key zijn. Bij incidenten is dat bijvoorbeeld het Incidentnummer (incidents.incidentnumber). Welke velden in aanmerking komen als {id} kunt u bepalen via het tabblad 'Velden' in de Object Designer. Bij deze velden wordt als type veld 'key' aangegeven.

/allowapi

Wilt u externe applicaties toegang geven tot Logicworks CRM, dan moet de opstartparameter /allowapi worden meegegeven bij het opstarten van Logicworks CRM.

/trace=outlooksync

Er wordt nu tijdens het synchroniseren een logbestand gegenereerd. Het logbestand outlooksynctrace.log wordt opgeslagen onder de volgende naam:

(Windows 2000, XP)  -  C:\Documents and Settings\{gebruikersnaam}\Local Settings\Application Data\Logicworks CRM

(Windows Vista, 7, 8)  -  C:\Users\{gebruikersnaam}\AppData\Local\Logicworks CRM

 

/trace=snelstart

Deze parameter kan worden gebruikt om eventuele problemen met de SnelStart-koppeling te traceren. De trace-data wordt weggeschreven in het standaard 'lwcrm-trace.txt' bestand in de opstartmap van Logicworks CRM.