<< Click to Display Table of Contents >> Callout methodes |
![]() ![]() ![]() |
Aanvullend maatwerk kan worden gerealiseerd via de zogenaamde Callout functies. Deze functies kunnen worden ontwikkeld in VBScript en opgeslagen in de Script Bibliotheek en hebben een vooraf gedefinieerde naam. Bij het aanroepen van het script wordt een op XML gebaseerde string als parameter doorgegeven met de voor het script relevante informatie.
Bij het ontwikkelen van deze maatwerk-scripts is het van belang de exacte benaming van de scripts te hanteren. Hierbij wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen kleine- en hoofdletters. De opbouw van de doorgegeven XML parameter is altijd identiek. Voor de postCreateSalesorderInvoice() zou de onderstaande stringparameter doorgegeven kunnen zijn. De actuele waarden kunnen worden bepaald door gebruikmaking van de interne LWCRM.XML methoden.
<callout>
<salesorderid>19201</salesorderid>
<invoiceid>82918</invoiceid>
</callout>
![]() | Het komt voor dat de callout-parameters aanhalingstekens ( " ) bevat. Voor aanhalingstekens wordt normaal gesproken de tekencode 34 gebruikt. VBScript gebruikt zelf echter ook tekencode 34 om teksten te omsluiten, waardoor tijdens het doorgeven van parameters een fout optreedt in het VBScript. Om deze reden worden alle aanhalingstekens welke in de parameter voorkomen omgezet naar tekencode 147 ( “ ). |
Nadat de standaard titel van een detailvenster is bepaald, maar nog voordat deze wordt getoond, wordt deze callout aangeroepen. Hiermee is het mogelijk de detailvenster-titel middels een script aan te passen of uit te breiden. Het detailvenster-titel wordt vastgehouden in de interne eigenschap LWCRM.FormObjectIdentifier. Door deze aan te passen kan de titel van het detailvenster worden gemanipuleerd.
Parameters
xml:ObjectType
Het objecttype waarvan het detailvenster wordt geopend.
xml:ObjectId
De interne ID van het item waarvan de gegevens zullen worden getoond.
Voorbeeld
In het onderstaande voorbeeld wordt in de detailvenster-titel van een e-mailbericht het Incidentnummer getoond, maar alleen als het bericht betrekking heeft op een incdient.
Public Function RefreshFormObjectIdentifier( xmlCallout )
Const otMailMessage = 7
objecttype = CInt( LWCRM.Xml.GetTagValue(xmlCallout, "objecttype") )
objectId = LWCRM.Xml.GetTagValue(xmlCallout, "objectid")
If objectType = otMailMessage Then
incidentId = LWCRM.Database.RetrieveColumnValue( "documents", "incidentid", objectId )
If Len(Trim(incidentId)) > 0 Then
incidentNumber = LWCRM.Database.RetrieveColumnValue( "incidents", "incidentnumber", incidentId )
LWCRM.FormObjectIdentifier = incidentNumber & " - " & LWCRM.FormObjectIdentifier
RefreshFormObjectIdentifier = True
Else
RefreshFormObjectIdentifier = False
End If
Else
RefreshFormObjectIdentifier = False
End If
End Function
Deze callout wordt aangeroepen als de gebruiker op een Button klikt in een invoerscherm.
Parameters
xml:Button
De attribuutnaam vooraf gegaan door de tabel waaraan het attribuut is toegevoegd.
Voorbeeld
Public Function OnButtonPress( xmlData )
button = LWCRM.XML.getTagValue( xmlData, "button" )
If button = "assets.button1" Then
Call MsgBox( "Schermtitel: " & Form.Caption, vbOKOnly, "Logicworks CRM" )
End If
OnButtonPress = true
End Function
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat een Lead is omgezet naar een Contactpersoon, Bedrijf en/of Verkoopkans.
Parameters
xml:ContactId
De interne ID van de Contactpersoon (contact.contactid) welke is aangemaakt bij de Leadconversie.
xml:AccountId
De interne ID van het Bedrijf (accounts.accountid) waaraan de nieuwe contactpersoon is gekoppeld bij de Leadconversie.
xml:OpportunityId
De ID van de verkoopkans (opportunities.opportunityid) welke is aangemaakt bij de Leadconversie.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen voordat een Lead wordt omgezet naar een Contactpersoon, Bedrijf en/of Verkoopkans. Indien het script False retourneert, dan wordt de Leadconversie niet uitgevoerd.
Parameters
xml:ContactId
De interne ID van de Lead (contact.contactid).
Na het samenvoegen van twee relaties blijkt het soms noodzakelijk aanvullende acties uit te voeren om de samenvoeging te laten slagen. Dat is mogelijk gemaakt via deze nieuwe callout, welke wordt aangeroepen na het samenvoegen..
Parameters
xml:ObjectType
Het objecttype van de samengevoegde records.
xml:ObjectId
De interne ID van het uiteindelijke record, waarin beide records zijn samengevoegd.
Na het samenvoegen van twee relaties blijkt het soms noodzakelijk aanvullende acties uit te voeren om de samenvoeging te laten slagen. Dat is mogelijk gemaakt via deze nieuwe callout, welke wordt aangeroepen na het samenvoegen..
Parameters
xml:ObjectType
Het objecttype van de samengevoegde records.
xml:MainObjectId
De interne ID van het record dat als hoofd-record dient tijdens het samenvoegen.
xml:ObjectId
De interne ID van het record, dat wordt samengevoegd met het hoofd-record.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat een Verkoopkans is omgezet naar een Project.
Parameters
xml:OpportunityId
De interne ID van de verkoopkans (opportunities.opportunityid) welke is geconverteerd naar een project.
xml:ProjectId
Deze parameter bevat de interne ID van het gegenereerde project (projects.projectid).
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat een Verkoopkans is omgezet naar een Verkooporder.
Parameters
xml:OpportunityId
De interne ID van de verkoopkans (opportunities.opportunityid) welke is geconverteerd naar een project.
xml:SalesorderId
Deze parameter bevat de interne ID van het gegenereerde verkooporder (salesorders.salesorderid).
Deze methode wordt aangeroepen vanuit de menuoptie Acties>Werkbon afdrukken in het verkooporder venster. Het script moet zorgdragen voor het afdrukken van de relevante werkbon of picklijst. Is het afdrukken succesvol uitgevoerd, dan dient deze methode True als resultaat terug te geven, waarna de de status van de verkooporder wordt omgezet naar In bewerking.
Parameters
xml:SalesorderId
Deze parameter bevat de verkooporder ID (salesorders.salesorderid), waarvoor een werkbon moet worden afgedrukt.
xml:Salesorderlines
Deze parameter bevat de verkooporderregel ID's (salesorderlines.salesorderlineid), waarvoor een werkbon moet worden afgedrukt. Als deze parameter leeg is, dan dient een werkbon voor de complete verkooporder afgedrukt te worden.
Deze methode wordt aangeroepen vanuit de menuoptie Acties>Order uitleveren in het verkooporder venster. Het script moet zorgdragen voor het afdrukken van de relevante pakbon, geleidebon en eventuele adreslabels. Is het afdrukken succesvol uitgevoerd, dan dient deze methode True als resultaat terug te geven, waarna de de status van de verkooporder wordt omgezet naar Geleverd.
Parameters
xml:SalesorderId
Deze parameter bevat de verkooporder ID (salesorders.salesorderid), waarvoor een pakbon moet worden afgedrukt.
xml:Salesorderlines
Deze parameter bevat de verkooporderregel ID's (salesorderlines.salesorderlineid), waarvoor een pakbon moet worden afgedrukt. Als deze parameter leeg is, dan dient een pakbon voor de complete verkooporder afgedrukt te worden.
preCreateSalesorderInvoice( xml:salesorderid )
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen voordat van een Verkooporder een Factuur wordt gegenereerd. Wordt False geretourneerd vanuit dit script, dan wordt van de verkooporder geen factuur gemaakt.
Parameters
xml:SalesorderId
Deze parameter bevat de interne ID van de verkooporder (salesorders.salesorderid), waarvoor een factuur is gegenereerd.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat van een Verkooporder met succes een Factuur is gegenereerd.
Parameters
xml:InvoiceId
De interne ID van de factuur (invoices.invoiceid) welke is gegenereerd.
xml:SalesorderId
Deze parameter bevat de interne ID van de verkooporder (salesorders.salesorderid), waarvoor een factuur is gegenereerd.
Indien gedefinieerd, dan wordt deze methode aangeroepen nadat van een verkooporder-regel met succes een factuur-regel is gegenereerd.
Parameters
xml:SalesorderLineId
Deze parameter bevat de interne ID van de verkooporderregel (salesorders.salesorderlineid), waarvoor een factuurregel is gegenereerd.
xml:InvoiceLineId
De interne ID van de factuurregel (invoices.invoicelineid) welke is gegenereerd.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen voordat van een Project een Factuur wordt gegenereerd. Als deze methode False retourneert, dan wordt geen factuur gegenereerd voor het project.
Parameters
xml:ProjectId
Deze parameter bevat de interne ID van het project (projects.projectid), waarvoor een factuur is aangemaakt.
Deze callout biedt tevens de mogelijkheid om de wijze waarop de projectfactuur wordt gegenereerd aan te passen. Hiervoor kunnen de navolgende opties worden gewijzigd:
LWCRM.Project.AggregateInvoice
Standaardwaarde: False
Als deze optie op True wordt gezet, dan worden de individuele project-factuurregels samengevoegd tot 1 factuurregel. Dit is alleen mogelijk als in de factuur slechts 1 BTW-tarief wordt gehanteerd.
LWCRM.Project.InvoiceMergeOption
Standaardwaarde: 0 (Niet samenvoegen)
Wordt deze optie met de waarde '1' geactiveerd, dan wordt de projectfactuur toegevoegd aan een eventueel reeds bestaande Concept-factuur (factuurstatus=0) van de project klant. Hiermee is het dus mogelijk een verzamelfactuur voor een klant aan te maken.
LWCRM.Project.InvoiceSubjectLayout
Standaardwaarde: Project: {projectname} ({projectnumber})
Hiermee kan de indeling van het onderwerp van de factuur worden aangepast. De variabele namen tussen accolades in de indeling moeten overeenkomen met veldwaarden in de tabel Projects.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat van een Project met succes een Factuur is gegenereerd
Parameters
xml:InvoiceId
De interne ID van de factuur (invoices.invoiceid) welke is gegenereerd.
xml:ProjectId
Deze parameter bevat de interne ID van het project (projects.projectid), waarvoor een factuur is aangemaakt.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen voordat van een contract een factuur wordt gegenereerd. Als deze methode False retourneert, dan wordt geen factuur gegenereerd voor het contract.
Parameters
xml:ContractId
Deze parameter bevat de interne ID van het contract (contracts.contractid), waarvoor een factuur is aangemaakt.
xml:InvoiceDate
De door de gebruiker opgegeven factuurdatum.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat van een contract met succes een factuur is gegenereerd
Parameters
xml:InvoiceId
De interne ID van de factuur (invoices.invoiceid) welke is gegenereerd.
xml:ContractId
Deze parameter bevat de interne ID van het contract (contracts.contractid), waarvoor een factuur is aangemaakt.
Als Logicworks CRM constateert dat dit script is geschreven, dan zal bij het factureren van contracten geen gebruik gemaakt worden de factuurwizard, maar wordt dit script aangeroepen. U bent in dit geval zelf verantwoordelijk voor het genereren van de contractfactuur. Als u alleen de factuurwizard wilt omzeilen, dan kan dit middels onderstaand script eenvoudig worden gerealiseerd.
Public Function CreateContractInvoices()
If LWCRM.Contract.PrepareCreateInvoice Then
contractId = Split(LWCRM.SelectedKeyValues, ",")
For i = 0 To UBound(contractId)
invoiceId = LWCRM.Contract.CreateInvoice( LWCRM.User.UserId, contractId(i) )
Next
End If
CreateContractInvoices = True
End Function
Tijdens het herberekenen van de factuurtotalen worden tevens de BTW-bedragen per BTW code herberekend. Na iedere herberekening van een bij een BTW code behorend BTW-bedrag wordt de methode InvoicelineVatCalculated aangeroepen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om op dat ogenblik de BTW-bedragen weg te schrijven naar de tabel 'invoices', zodat deze op een eenvoudige manier kunnen worden weergegeven op de factuur.
Parameters
xml:InvoiceId
Deze parameter bevat de interne Factuur ID (invoices.invoiceid), waarvoor de totaalbedragen zijn herberekend.
xml:VatCode
Deze parameter bevat de BTW-code (invoicelines.vatcode), waar de volgende bedragen betrekking op hebben.
xml:NetAmount
De som van het nettobedrag van alle factuurregels met de relevante VatCode.
xml:VatAmount
De som van de BTW-bedragen van alle factuurregels met de relevante VatCode.
Deze callout wordt aangeroepen direct voordat de factuurtotalen worden herberekend in Logicworks CRM.
Parameters
xml:InvoiceId
Deze parameter bevat de interne Factuur ID (invoices.invoiceid), waarvoor de totaalbedragen worden berekend.
Deze callout wordt aangeroepen direct nadat de factuurtotalen succesvol zijn herberekend in Logicworks CRM.
Parameters
xml:InvoiceId
Deze parameter bevat de interne Factuur ID (invoices.invoiceid), waarvoor de totaalbedragen werden berekend.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat van een of meerdere Incidenten met succes een Factuur is gegenereerd
Parameters
xml:InvoiceId
Deze parameter bevat de interne ID van de factuur (invoices.invoiceid) welke is gegenereerd.
xml:AccountId
Het Bedrijf waarvoor de factuur is aangemaakt.
xml:Incidents
Een komma-gescheiden lijst met een of meerdere incidenten waarvoor de factuur is aangemaakt.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen nadat een nieuwe Contactpersoon of Lead is toegevoegd aan een Campagne.
Parameters
xml:CampaignId
Deze parameter bevat de interne ID van de campagne (campaigns.campaignid), waaraan de Contactpersoon zojuist is toegevoegd.
xml:ContactId
Deze parameter bevat de interne ID van de Contactpersoon of Lead (contacts.contactid) welke zojuist aan de Campagne is toegevoegd.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen voor het afdrukken van een Crystal Reports template. Als deze methode False retourneert, dan wordt geen rapport afgedrukt.
Parameters
xml:TemplateId
Deze parameter bevat de interne ID van de template (templates.templateid), welke zojuist is afgedrukt.
xml:Preview
Deze parameter geeft aan of een Preview (=1) is gegenereerd.
xml:Filter
Het filter dat is toegepast bij het afdrukken van de template.
xml:Values
De waarden (meestal de primary keys) welke gebruikt zijn in het filter.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen na het afdrukken van een Crystal Reports template.
Parameters
xml:TemplateId
Deze parameter bevat de interne ID van de template (templates.templateid), welke zojuist is afgedrukt.
xml:Preview
Deze parameter geeft aan of een Preview (=1) is gegenereerd.
xml:Filter
Het filter dat is toegepast bij het afdrukken van de template.
xml:Values
De waarden (meestal de primary keys) welke gebruikt zijn in het filter.
Indien gedefinieerd, wordt deze methode aangeroepen voordat het gegenereerde pdf-document als bijlage wordt gekoppeld aan het te verzenden mailbericht.
Parameters
xml:TemplateId
Deze parameter bevat de interne ID van de template (templates.templateid), welke zojuist is afgedrukt.
xml:Preview
Deze parameter geeft aan of een Preview (=1) is gegenereerd.
xml:Filter
Het filter dat is toegepast bij het afdrukken van de template.
xml:Values
De waarden (meestal de primary keys) welke gebruikt zijn in het filter.
xml:Filename
Naam van het bestand dat als bijlage zal worden gekoppeld aan het mailbericht.
Indien gedefinieerd, dan wordt deze methode aangeroepen op het ogenblik dat een opslagfolder wordt bepaald voor een Bijlage. De eigenschap LWCRM.CurrentStorageFolder geeft aan welke folder Logicworks CRM zal gaan gebruiken om de bijlage op te slaan. Wilt u een afwijkende opslaglocatie gebruiken, dan kan deze middels de Callout routine worden bepaald. De folder welke LWCRM.CurrentStorageFolder na het aanroepen van de Callout heeft zal worden gebruikt bij het opslaan van de bijlage.
Parameters
xml:Objecttype
Deze parameter bevat het Object type waaraan de bijlage wordt gekoppeld.
xml:ObjectId
Deze parameter bevat het object ID van de entiteit waar de bijlage aan wordt gekoppeld.
Deze functie maakt het mogelijk in te grijpen alvorens de via e-mail te verzenden bijlagen daadwerkelijk worden gekoppeld aan het e-mailbericht. Een voorbeeld van een uit te voeren actie bijvoorbeeld het toevoegen van een achtergrond aan de e-mailbijlage met behulp van PDFToolkit.
Parameters
xml:ParentObjectType
Deze parameter bevat het objecttype waarvan de te verzenden bijlage(n) deel uitmaakt.
xml:ParentObjectId
Deze parameter bevat het objectid van het item waarvan de te verzenden bijlage(n) deel uitmaakt.
xml:Documents
Deze parameter bevat de te verzenden bijlage(n). Bevat de parameter meerdere bijlagen, dan zijn deze gescheiden met een asterisk ('*').
Indien gedefinieerd, dan wordt deze methode aangeroepen op het ogenblik dat een opslagfolder wordt bepaald voor een Correspondentie document. De eigenschap LWCRM.CurrentStorageFolder geeft aan welke folder Logicworks CRM zal gaan gebruiken om het document op te slaan. Wilt u een afwijkende opslaglocatie gebruiken, dan kan deze middels de Callout routine worden bepaald. De folder welke LWCRM.CurrentStorageFolder na het aanroepen van de Callout heeft zal worden gebruikt bij het opslaan van het document.
Wanneer een Mailmerge wordt uitgevoerd naar bijvoorbeeld een Incident, dan zijn bij het bepalen van de opslagfolder de Contactpersoon en Bedrijf nog niet bepaald. U dient deze mogelijk relevante waarden dan zelf te bepalen in de Callout methode.
Parameters
xml:Objecttype
Deze parameter bevat het Object type waaraan de bijlage wordt gekoppeld.
xml:ObjectId
Deze parameter bevat het object ID van de entiteit waar de bijlage aan wordt gekoppeld.
xml:AccountId
Deze parameter bevat de Account ID van het bedrijf waar de bijlage aan wordt gekoppeld.
xml:ContactId
Deze parameter bevat het Contact ID van de contactpersoon waar de bijlage aan wordt gekoppeld.
xml:Dossier
Deze parameter bevat de index naar het Dossier waaraan het document moet worden gekoppeld. De bijbehorende tekst kan worden bepaald via de tabel lstArchivedossier.
xml:Folder
Deze parameter bevat index naar de Map waaraan het document moet worden gekoppeld. De bijbehorende tekst kan worden bepaald via de tabel lstArchivefolder.
Deze functie maakt het mogelijk in te grijpen alvorens de via e-mail te verzenden bijlagen daadwerkelijk worden gekoppeld aan het e-mailbericht. Een voorbeeld van een uit te voeren actie bijvoorbeeld het toevoegen van een achtergrond aan de e-mailbijlage met behulp van PDFToolkit.
Parameters
xml:ParentObjectType
Deze parameter bevat het objecttype waarvan de te verzenden bijlage(n) deel uitmaakt.
xml:ParentObjectId
Deze parameter bevat het objectid van het item waarvan de te verzenden bijlage(n) deel uitmaakt.
xml:Documents
Deze parameter bevat de te verzenden bijlage(n). Bevat de parameter meerdere bijlagen, dan zijn deze gescheiden met een asterisk ('*').
Voordat een Word-sjabloon wordt samengevoegd wordt deze callout eventueel aangeroepen.
Parameters
xml:documentseqnr
Deze paramater bevat het volgnummer van het uitvoerdocument in de mailmerge batch.
xml:printpreview
Deze parameter geeft aan of een afdrukvoorbeeld wordt uitgevoerd.
xml:verify
Deze parameter geeft aan of de uitgevoerde mailmerge een verificatie betreft.
xml:templateid
Deze parameter bevat het sjabloon ID dat wordt gebruikt tijdens de MailMerge.
Voordat een E-mailsjabloon wordt samengevoegd wordt deze callout eventueel aangeroepen.
Parameters
xml:templateid
Deze parameter bevat het sjabloon ID dat wordt gebruikt tijdens de MailMerge.
Nadat een document of emailbericht is aangemaakt tijdens een mailmerge-actie wordt eventueel deze callout aangeroepen, waardoor specifiek maatwerk mogelijk is.
Parameters
xml:documenttype
Deze parameter bevat het type document dat is aangemaakt tijdens de mailmerge, [0]:E-mail, [1]:Word.
xml:templateid
Deze parameter bevat het sjabloon ID dat is gebruikt tijdens de MailMerge.
xml:documentid
Deze parameter bevat het Document ID van het gegenereerde document of e-mailbericht.
Deze methode wordt aangeroepen tijdens het openen van het emailbericht-venster.
Parameters
xml:Objecttype
Deze parameter bevat het Object type waarvan een nieuw item is aangemaakt.
xml:BaseObjectId
Deze parameter bevat het Object ID van het oorspronkelijke item.
xml:ObjectId
Deze parameter bevat het Object ID van het aangemaakt item.
Na de verwerking van een voorraadtransactie wordt deze methode aangeroepen. Op grond van het stocktransactionid kunnen eventueel aanvullende actie worden uitgevoerd.
Parameters
xml:StocktransactionId
Deze parameter bevat de unieke verwijzing naar de voorraadtransactie in de tabel stocktransactions.
Voordat een Inkoop/RMA order wordt afgedrukt wordt deze methode aangeroepen. Deze methode kan worden gebruikt om aanvullende validaties uit te voeren op de order, alvorens een rapport kan worden afgedrukt. Retourneert deze methode False, dan wordt geen rapport afgedrukt.
Parameters
xml:ReturnId
De interne ID van de order (returns.returnid).
PrintPurchaseOrder(xml:returnid)
Het afdrukken van de Inkoop/RMA order dient vanuit deze methode plaats te vinden. Is het afdrukken succesvol uitgevoerd, dan dient deze methode True als resultaat terug te geven, waarna de de status van de order wordt omgezet naar In wachtrij. Hierna kunnen, behalve de registratie van ontvangsten, geen wijzigingen meer worden aangebracht in de order.
Parameters
xml:ReturnId
De interne ID van de order (returns.returnid).
Parameters
xml:ReturnlineId
De interne ID van de inkooporderregel (returnlines.returnlineid).
xml:TransactionId
De interne ID van de voorraadtransactie (stocktransactions.stocktransactionid).
Parameters
xml:ObjectType
Het objecttype van de regel welke is bijgewerkt of toegevoegd. Wilt u het objecttype van een object weten, dan kan die eenvoudig worden achterhaald via de menuoptie Designers > Object Designer. Het objecttype wordt namelijk vastgelegd in de kolom 'crmobjecttypes.objecttype', alias: 'Objecttype'.
xml:ObjectId
De interne ID van de bijgewerkte of toegevoegde regel.
xml:EditMode
Deze parameter geeft aan of een record is toegevoegd (=0) of bijgewerkt (=1).
Parameters
xml:TableExportId
De interne ID (tableexport.tableexportid) van de uitgevoerd tabelexport.
xml:ExportFile
De naam van het exportbestand, zoals opgegeven door de gebruiker.
xml:Rows
Het aantal geëxporteerde regels.
Deze callout wordt aangeroepen wanneer bedrijf- of contactgegevens met succes zijn geexporteerd naar SnelStart.
Parameters
xml:ObjectType
Hiermee kan worden bepaald welk objecttype (1:Contactpersoon of 2:Bedrijf) is geexporteerd naar SnelStart.
xml:ObjectId
De interne ID (accounts.accountid) van het bedrijf of (contacts.contactid) van de contactpersoon.
De SnelStart relatiecode van de geëxporteerde relatie kan voor een Klant worden gevonden in het veld Debtornumber en voor een Leverancier in het veld Creditornumber.
Deze callout wordt aangeroepen wanneer bedrijfsgegevens met succes zijn geimporteerd vanuit SnelStart.
Parameters
xml:AccountId
De interne ID (accounts.accountid) van het bedrijf.
Deze callout wordt aangeroepen wanneer productgegevens met succes vanuit SnelStart zijn geimporteerd in Logicworks CRM.
Parameters
xml:Artikelcode
De SnelStart-artikelcode.
xml:ProductId
De interne ID (products.productid) van het Logicworks CRM product.
Deze callout wordt aangeroepen wanneer een factuur vanuit Logicworks CRM met succes naar SnelStart is geexporteerd.
Parameters
xml:InvoiceId
De interne ID (invoices.invoiceid) van de Logicworks CRM factuur.